Geen taarten, maar Limburgse vlaaien!

Bij menigeen zal het woord ‘vlaai’ al wel een belletje doen rinkelen. Een voor de hand liggende associatie is dan ook die met Belgisch en Nederlands Limburg. Namelijk, de vlaai blijft een typisch Limburgse versnapering. De vlaai bestaat uit een platte deegbodem met een doorsnede van circa 28 – 30 centimeter en met opstaande randen. De bodem kan bedekt worden met een tiental verschillende vullingen. De bekendste zijn toch wel die met kruisbessen-, bessen-, rijst- of appelvulling. Een zeer voor de hand liggende vraag is dan ook: “Wat is nu het verschil met een taart?”. Het antwoord op deze vraag is minder spannend dan speculaties doen vermoeden, namelijk: het verschil zit hem in het deeg waarvan de bodem gemaakt is. Voor het bereiden van de bodem van een vlaai wordt namelijk een ander soort, luchtiger, (brood)deeg gebruikt. Maar hoe wordt zo’n taart nu eigenlijk precies bereid?!

De Germanen en hun Limburgse vlaaien

Voordat we een blik werpen op het bereidingsproces duiken we nog even de geschiedenis in. Namelijk, de vlaai stamt al uit het tijdperk van de Germanen. Hier werd brood bereid door een steen te verhitten in vuur en hier het deeg op te bakken. Dit deeg werd zoet gemaakt door er honing of vruchtensap over uit te spreiden. Zo ontstond de “oervlaai” of ook wel; de vlade. Dit werd als snel een versnapering tijdens feestelijke gebeurtenissen zoals verjaardagen of Kerstmis. In Limburg deed niet veel later de tweejaarlijkse kermis zijn intrede en werd ook hier het koffie-uurtje met vlaai ingevoerd. De verschillende vlaaien werden in het zogenaamde ‘bakhoes’, dat zich naast het woonhuis bevond, bereid en vervolgens om 16:00 uur met de koffie geconsumeerd. Meestal bleef het dan niet bij een enkel stuk, maar werden dit er al gauw 3-4 per persoon!

De bereiding van een vlaai anno 2017

Inmiddels hebben bakkers de taak van de ‘bakhoezen’ overgenomen en heeft ieder zijn eigen draai aan de bereiding van de vlaai gegeven. De eenvoudigste manier om Limburgse vlaaien te maken is overigens toch wel het volgende:

300 gram bloem, 20 gram gist, 20 gram suiker, 2.5 deciliter melk en tot slot 150 gram boter worden allen bijeen gevoegd tot het vormen van een soepel deeg. Dit wordt vervolgens in een doek gewikkeld en laat men 15-20 minuten staan om te rijzen. Na deze korte periode wordt het deeg platgeslagen om de lucht eruit te krijgen en wordt het uitgerold. Het deeg wordt op een daarvoor bestemde, ingevette vlaaiplaat gelegd en gevuld met een mengsel van een liter rijstepap met eigeel en 150 gram basterdsuiker opgeklopt met het eiwit van 3 eieren. Na circa 25 minuten bakken op 200 graden is de rijstevlaai geboren!

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*